Lang geleden waren we eens op voorjaarsvakantie met het
gezin in een oud houten chalet in de bergen van Zwitserland. Onze drie kinderen
waren tussen de 8 en 12 jaar oud. De lente kondigde zich al aan maar het was
nog koud, de grond bevroren en overal lagen nog resten sneeuw.
's Avonds voor het slapen gaan zaten we kneuterig bij de
kachel met chocolademelk en las ik voor uit “De scheepsjongens van Bontekoe”
van Fabricius. Over drie arme jongens die grote avonturen meemaken, helemaal
zonder vader of moeder. Het verhaal ging er in als koek.
Toen we op een ochtend de oude houten voordeur open duwden lagen
er drie verkleumde, zielige vogeltjes op
de stoep. We keken omhoog en zagen een vogelnest onder de nok.
“Ooo wat erg, ze zijn uit het nest
gevallen”, riepen we.
Bertram nam de vogeltjes voorzichtig in zijn hand en in
colonne klommen we naar de zolderkamer en openden het dakraam. Bertram ging in
de raamopening staan en terwijl wij zijn benen vasthielden reikte hij ver uit
om de vogeltjes weer in het nest te
laten glijden.
Voldaan over onze goede daad liepen we naar beneden om daar te
ontdekken dat ……… de vogeltjes alweer op de stoep lagen. Nog een volgende poging gaf
hetzelfde resultaat.
Een boer uit de buurt vertelde ons dat het altijd zo gaat.
Het nest is te klein voor de uitgebroede vogels die alsmaar dikker worden en de
moedervogel smijt de zwakste exemplaren het nest uit om ruimte te creëren voor
het overleven van de rest.
Hoe leg je dit uit aan kinderen?
De verontwaardiging van onze oogappels was zo groot dat ze er volledig door in beslag werden genomen en de rest van de vakantie stond in het teken van de verstoten vogeltjes.
“Wat is dat voor een stomme moeder”, schreeuwde Anne,”een moeder die haar eigen kinderen het nest uit gooit. Een moeder moet haar zwakke kinderen juist
beschermen!
Ik haat zo'n moeder!"
Ik haat zo'n moeder!"
zjan |
Zjan lijkt een aardige jongen van een
jaar of 16 (hij heeft geen idee hoe oud hij is) hier uit de buurt. Het was al
lang zijn grote wens om deel van de Here Bugu familie te worden en nu is het
hem gelukt.
Eind januari komt hij zijn opwachting maken. Geen bagage,
dat heeft hij niet, alleen de kleren die hij aan heeft. Hij krijgt een
slaapplek op een mat met een deken en muskietennet in de kamer van de knechten.
Als ik hem de volgende dag over het terrein zie lopen denk
ik meteen dat we hem niet moeten hebben. Er gaat geen enkele energie van hem uit,
hij sleept zich voort. De tweede dag vind ik hem slapend op de ping pong tafel.
Ik roep Morre en ontdek dat hij niet meer overeind kan komen door een snerpende
pijn van zijn navel tot dwars door zijn penis. Bilharzia in een vergevorderd
stadium denken we meteen. (bilharzia is een wurm die in stilstand water leeft,
onder de huid gaat en langzaam de organen aantast, vooral blaas en darmen).
Baba stuurt hem met
Sedou, achterop de brommer!!, over de zandpaden naar de katholieke ziekenpost.
Daarna slaat Baba op zijn onzichtbare tam tam ( geen idee hoe hij dat zo snel voor elkaar krijgt) en even later komt een groep arme sloebers in de Salle de Jip bij elkaar. Het blijken zijn vader, opa, moeder en broers te zijn. Allemaal werken ze hier ergens in de omgeving.
Of ze nu arm en vuil zijn of niet, in Mali betoon je altijd respect
aan “les parents”, de ouderen en vraagt hun goedkeuring. Dus Baba zet de
situatie uiteen.
"Wij hebben een knecht nodig en zo kan hij hier niet werken. Hij
is doodziek" zegt hij.
De ouders mompelen wat onderling en de vader neemt het woord:
“we sturen hem terug naar zijn geboortedorp, daar kan hij bij
de oude mensen blijven”.
Eigenlijk een doodvonnis, iedereen weet dat maar er is geen
emotie te zien of te voelen.
Baba zegt hun dat Zjan zelfs de bustocht erheen
waarschijnlijk niet zal overleven zonder medische behandeling. De familie
blijft halsstarrig. Medicijnen, dokters, gezondheidsposten bestaan in hun leven
niet.
Baba doet een voorstel. We betalen de kosten voor de dokter
(w.s. nooit meer dan 40 euro alles bij elkaar). Als hij beter wordt mag hij
blijven en trekken we de helft van de kosten de eerste maanden van zijn salaris
af. De “parents” knikken.
De zitting wordt beëindigd.
Ik blijf wat wezenloos achter. Zoo alleen kun je hier dus zijn
als 16 jarige jongen. Niemand die in je geïnteresseerd is, geen aai over je bol
omdat je ziek bent. Erger nog, je wordt eruit gesmeten.
Adama komt langs, onze zonnepaneeldeskundige. Hij ziet mijn
verwarring. “Yvonne”, zegt hij, “bij de extreme armoede hier moeten ouders
kiezen. Als ze medicijnen betalen voor de zwakste hebben de andere kinderen
niet te eten en kunnen niet sterk worden om te helpen bij het overleven. De
zwakkeren overleven hier daarom vaak niet. Denk niet dat dat geen pijn doet.
Het doet pijn maar dat laat je in onze cultuur niet toe”.
Zjan ligt intussen weer op zijn mat, zijn hoofd onder een
lap. Hij kreeg medicijnen en pijnlijke
injecties. Elke week moet hij terug voor de injecties. We hebben hem uitgelegd
dat hij ziek mag zijn en te eten krijgt. Een broertje komt elke dag helpen om een deel van het werk te doen na
zijn eigen werk.
Wat de vogeltjes betreft. We hebben ze in een kartonnen doos
naast de kachel gezet waar ze de hele dag schreeuwden met opengesperde snavels.
We hakten in de bevroren grond op zoek naar wurmen en konden niet genoeg
aanslepen. Toen de vakantie voorbij was waren ze een stuk steviger en hebben we
ze op een plekje in de zon in het gras gezet. Ze deden meteen vliegoefeningen.
Of ze het overleefden? ……