maandag 3 februari 2014

Klein verhaaltje voor het slapen gaan…...

Lang geleden waren we eens op voorjaarsvakantie met het gezin in een oud houten chalet in de bergen van Zwitserland. Onze drie kinderen waren tussen de 8 en 12 jaar oud. De lente kondigde zich al aan maar het was nog koud, de grond bevroren en overal lagen nog resten sneeuw.
's Avonds voor het slapen gaan zaten we kneuterig bij de kachel met chocolademelk en las ik voor uit “De scheepsjongens van Bontekoe” van Fabricius. Over drie arme jongens die grote avonturen meemaken, helemaal zonder vader of moeder. Het verhaal ging er in als koek.


Toen we op een ochtend de oude houten voordeur open duwden lagen er drie verkleumde, zielige  vogeltjes op de stoep. We keken omhoog en zagen een vogelnest onder de  nok. 
“Ooo wat erg, ze zijn uit het nest gevallen”, riepen we. 
Bertram nam de vogeltjes voorzichtig in zijn hand en in colonne klommen we naar de zolderkamer en openden het dakraam. Bertram ging in de raamopening staan en terwijl wij zijn benen vasthielden reikte hij ver uit om de vogeltjes  weer in het nest te laten glijden.
Voldaan over onze goede daad liepen we naar beneden om daar te ontdekken dat ……… de vogeltjes alweer op de stoep lagen. Nog een volgende poging gaf hetzelfde resultaat.

Een boer uit de buurt vertelde ons dat het altijd zo gaat. Het nest is te klein voor de uitgebroede vogels die alsmaar dikker worden en de moedervogel smijt de zwakste exemplaren het nest uit om ruimte te creëren voor het overleven van de rest.
Hoe leg je dit uit aan kinderen?
De verontwaardiging van onze oogappels was zo groot dat ze er volledig door  in beslag werden genomen en  de rest van de vakantie stond in het teken van de verstoten vogeltjes. 
“Wat is dat voor een stomme moeder”, schreeuwde Anne,”een moeder  die haar eigen kinderen het nest uit gooit. Een moeder moet haar zwakke kinderen  juist beschermen!
Ik haat zo'n moeder!"






zjan
Sinds een week hebben we Zjan, een nieuwe knecht die Abou, de jongen met de epilepsie, gaat vervangen. Abou verhuist naar Mopti waar hij met een mikrokrediet van ons een tafeltje met suiker, koffie en sigaretten gaat beginnen. Hij kan het leven in de groep niet aan en gaat nu zelfstandig verder.

Zjan lijkt een aardige jongen van een jaar of 16 (hij heeft geen idee hoe oud hij is) hier uit de buurt. Het was al lang zijn grote wens om deel van de Here Bugu familie te worden en nu is het hem gelukt.
Eind januari komt hij zijn opwachting maken. Geen bagage, dat heeft hij niet, alleen de kleren die hij aan heeft. Hij krijgt een slaapplek op een mat met een deken en muskietennet in de kamer van de knechten.
Als ik hem de volgende dag over het terrein zie lopen denk ik meteen dat we hem niet moeten hebben. Er gaat geen enkele energie van hem uit, hij sleept zich voort. De tweede dag vind ik hem slapend op de ping pong tafel. Ik roep Morre en ontdek dat hij niet meer overeind kan komen door een snerpende pijn van zijn navel tot dwars door zijn penis. Bilharzia in een vergevorderd stadium denken we meteen. (bilharzia is een wurm die in stilstand water leeft, onder de huid gaat en langzaam de organen aantast, vooral blaas en darmen).
Baba  stuurt hem met Sedou, achterop de brommer!!, over de zandpaden naar de katholieke ziekenpost.

Daarna slaat Baba op zijn onzichtbare  tam tam ( geen idee hoe hij dat zo snel voor elkaar krijgt) en even later komt een groep arme sloebers in de Salle de Jip bij elkaar. Het blijken zijn vader, opa, moeder en broers te zijn. Allemaal werken ze hier ergens in de omgeving.

Of ze nu arm en vuil zijn of niet, in Mali betoon je altijd respect aan “les parents”, de ouderen en vraagt hun goedkeuring. Dus Baba zet de situatie uiteen.
"Wij hebben een knecht nodig en zo kan hij hier niet werken. Hij is doodziek" zegt hij.
De ouders mompelen wat onderling en de vader neemt het woord: 
“we sturen hem terug naar zijn geboortedorp, daar kan hij bij de oude mensen blijven”.

Eigenlijk een doodvonnis, iedereen weet dat maar er is geen emotie te zien of te voelen.
Baba zegt hun dat Zjan zelfs de bustocht erheen waarschijnlijk niet zal overleven zonder medische behandeling. De familie blijft halsstarrig. Medicijnen, dokters, gezondheidsposten bestaan in hun leven niet.
Baba doet een voorstel. We betalen de kosten voor de dokter (w.s. nooit meer dan 40 euro alles bij elkaar). Als hij beter wordt mag hij blijven en trekken we de helft van de kosten de eerste maanden van zijn salaris af. De “parents” knikken.
De zitting wordt beëindigd.

Ik blijf wat wezenloos achter. Zoo alleen kun je hier dus zijn als 16 jarige jongen. Niemand die in je geïnteresseerd is, geen aai over je bol omdat je ziek bent. Erger nog, je wordt eruit gesmeten.

Adama komt langs, onze zonnepaneeldeskundige. Hij ziet mijn verwarring. “Yvonne”, zegt hij, “bij de extreme armoede hier moeten ouders kiezen. Als ze medicijnen betalen voor de zwakste hebben de andere kinderen niet te eten en kunnen niet sterk worden om te helpen bij het overleven. De zwakkeren overleven hier daarom vaak niet. Denk niet dat dat geen pijn doet. Het doet pijn maar dat laat je in onze cultuur niet toe”.

Zjan ligt intussen weer op zijn mat, zijn hoofd onder een lap.  Hij kreeg medicijnen en pijnlijke injecties. Elke week moet hij terug voor de injecties. We hebben hem uitgelegd dat hij ziek mag zijn en te eten krijgt. Een broertje komt elke dag helpen om een deel van het werk te doen na zijn eigen werk.


Wat de vogeltjes betreft. We hebben ze in een kartonnen doos naast de kachel gezet waar ze de hele dag schreeuwden met opengesperde snavels. We hakten in de bevroren grond op zoek naar wurmen en konden niet genoeg aanslepen. Toen de vakantie voorbij was waren ze een stuk steviger en hebben we ze op een plekje in de zon in het gras gezet. Ze deden meteen vliegoefeningen. 
Of ze het overleefden? ……