Op Schiphol had ik hem ingeleverd bij de afdeling Odd Size
Luggage. Mijn dochters, zus en kleinzoon van tweeëneenhalf vergezelden me
inclusief twee grote honden. Ik was behoorlijk gespannen, dit keer, niet alleen
vanwege de bij elke reis terugkerende brandende vraag of ik mijn teveel aan
kilo’s door de controle zou krijgen. 95 kilo deze keer! Mijn terugkeer naar
Mali, na twee maanden Nederland, werd ook gekleurd door het groeiende gevoel
van ongerustheid over de situatie in Mali. Het ziet er daar gewoon niet goed
uit.
Nu weet ik inmiddels wel dat angst en ongerustheid geen goede raadgevers zijn, dat ik vooral goed moet luisteren naar mijn intuïtie, dat ik zorgvuldig het smalle pad wil bewandelen tussen een angsthaas zijn aan de ene kant en overmoedig de held uithangen aan de andere kant, dat ik rustig door moet gaan met in- en uitademen, dat ik de imaginaire draken die opgeroepen worden door een overkill aan negatieve journalistiek in de ogen moet kijken om ze te ontmantelen, maar toch… op Schiphol staan en afscheid nemen van je dierbaren is even slikken.
Als we bij het loket van de odd luggage zijn aangekomen met de enorme doos waar ik op het laatste moment nog wat kilo’s bijgooi voor we hem vereend dichtplakken en van een handvat voorzien, gaat mijn kleinzoon demonstratief op de korte bagageband zitten, een paar meter bij de ijzeren roldeur vandaan waar doorheen straks de doos in een donker gat zal verdwijnen om door de sterke röntgenstralen op zoek naar ongeoorloofde attributen doorboort te worden. Hij wil met zijn Nonna mee naar Afrika heeft hij stoer gezegd. Ik kijk nog vertederd naar het lieve mannetje en zeg vrolijk “lieverd, straks ga je echt mee als bagage” als een luide “bounjg” de inwerkingstelling van de band aangeeft en we hem langzaam richting de deur zien schuiven. Mijn dochter aarzelt geen seconde, neemt een enorme duikvlucht, klemt hem in haar ene arm, rolt op haar rug en probeert zich met haar andere arm vast te klemmen aan een paal naast de band terwijl haar lange benen komisch in de lucht steken en haar gezicht vuurrood wordt van de inspanning. Ik spring haar net niet achterna maar weet vanaf de kant haar been te pakken en trek haar tegen de stroom terug over de voortschuivende stroeve rubberen band tot ze veilig op de metalen rand aan de zijkant terechtkomt. We kijken elkaar allemaal totaal verbijsterd met open monden aan. Het hele voorval heeft misschien niet meer dan een minuut geduurd, maar dan wel een hele lange. En dan breekt de opgebouwde spanning en overvalt ons een gierende slappe lach die maar met moeite te stoppen is. Zelfs later in het vliegtuig zie ik het gebeuren telkens weer voor me en schiet ik in de lach. Mijn kleinzoon zit wat witjes op de schoot van zijn moeder en maakt een nadenkende indruk. Hij weet niet goed wat hij aan moet met deze angstige situatie gevolgd door het uitbundige lachen.
Het voorval maakt dat het afscheid luchtiger wordt, ik loop
door de paspoortcontrole en ga direct
door naar de gate.
De weken in Nederland en een week in Londen waren intensief, geconcentreerd, vol warme ontmoetingen en gesprekken, met veel lekker eten en snoepen (wat niet onzichtbaar is gebleven, ik heb zogezegd weer volle borsten, buik en billen) en tot het moment dat ik in Mali het vliegtuig verlaat trekken de herinneringen hieraan door mijn gedachten.
Ik heb mijn lekkere winterjas nog aan met de capuchon over
mijn hoofd als ik om één uur ’s nachts, lokale tijd (twee uur vroeger dan de
Nederlandse tijd) over de vliegtuigtrap de vochtige hitte van de Malinese nacht
binnen tuimel.
…… Mali……..
In de wirwar van mensen verdringen ijverige mannen met
bagagekarren zich om me heen om me te helpen en al gauw staan de grote doos van
30 kilo, de twee koffers en mijn te zware handbagage op twee gammele karren. Op
naar de uitgang, denk ik, maar de mannen wijzen op een rood kruis dat op de
doos staat . “Hij moet door de douane”, zeggen ze. Ik schrik want de douane is,
naast de politie, één van de meest corrupte geldwolven die je hier op je pad
kunt tegenkomen. Ik heb 30.000 CFA in mijn Malinese portemonnee zitten (± 42
euro), ik moet nog met een taxi en wil een telefoonkaart kopen. Eén van de
mannen stelt me gerust. “Ik heb vriendjes bij de douane” zegt hij, “hoeveel heb
je er voor over?” “5000”, gok ik. Hij begint te lachen. “De controle wordt
gedaan door 3 douane beambten, op zijn minst elk 5000 en nog iets voor mij”
zegt hij. Na mijn bevestiging vertrekt hij met de kar met doos richting het
douanekantoor. Na een half uur komt hij terug en zegt dat ik in het
douanekantoor moet verschijnen. Ik loop er heen en zie een hele rij Malinezen
met enorme pakken, waaronder flatscreens zo groot als een flinke deur, voor het kantoortje staan. Mijn pakket staat
op de eerste plek en ik wordt meteen met de doos voor me uitschuivend binnengelaten.
De deur gaat achter me dicht. Drie louche tronies kijken me aan. “Wat zit er
in?” vraagt één van hen. “Een couveuse voor kippeneieren, led lampen, een
oliepers en nog wat” antwoord ik. “Het is voor de arme mensen in Mopti” voeg ik
er aan toe en schuif mijn visitekaartje van Rondom Baba over de tafel. “Is de
couveuse nieuw?” vraagt een ander.
“Nee”, zeg ik met een stalen gezicht, “ hij is van mijn overleden grootvader in
Nederland die hem bestemd heeft voor de arme mensen in Mali”. “Wij zijn ook
arm” zegt de derde terwijl hij met een scherp mes de doos opensnijdt, “we
kunnen een couveuse goed gebruiken”. Ik begin op goed geluk te lachen en zeg
dat als ze aardig zijn, zij de volgende keer aan de beurt zijn. Ze kijken nog
even in de doos, laten de losse spullen die naast de enorme broedmachine liggen
onverschillig door hun handen glijden, sluiten de doos weer en zeggen dat ik
kan gaan. “Nous sommes ensemble” is hun laatste commentaar.
Buiten staan de mannen met de rest van de bagage op me te wachten en ik realiseer me nu pas dat ze er ook met alles vandoor hadden kunnen gaan. Maar dàt hoort hier niet bij het spel, bedenk ik me. We lopen naar buiten en ik geef één van de mannen de 3 beloofde briefjes van 5000 cfa waarmee hij terugloopt om ze af te leveren in het kantoortje. Ik koop van een jongen een kaart voor mijn telefoon voor 5000 cfa en stop die in mijn portemonnee. Er zit nu nog 10.000 in plus een handvol munten ter waarde van 2000.
Het is inmiddels half drie. De meeste passagiers zijn zo’n
beetje vertrokken. Met de karren en de mannen sta ik op een donker, verlaten
parkeerterrein zonder taxi’s. Het zweet stroomt over mijn lichaam en ik trek
eindelijk mijn jas uit.
Er wordt druk getelefoneerd en onderhandelt en uiteindelijk
verschijnt er een taxi. De chauffeur bekijkt de bagage en vertrekt weer. Na veel
geschreeuw door de telefoon komt een volgende taxi aanrijden. De chauffeur
stapt uit en kijkt me aan. “Jij bent degene die tijdens de staatsgreep in maart
terugkwam terwijl iedereen het land verliet” zegt hij lachend en geeft me een
hand. “Ik was de taxichauffeur die je vervoerde, weet je nog?” Ik weet het niet
meer maar zeg dat niet. Hij begint de bagage in zijn auto te zetten. De doos
past er niet in en wordt met een touw op de achterklep gebonden. Ik geef hem de
10.000 CFA die hij vraagt voor de nachtelijke rit en de handvol munten geef ik aan
de mannen. Nu is mijn portemonnee leeg op de telefoonkaart na.
We vertrekken. Hij rijdt knoert hard en verteld ondertussen
dat we aangehouden zullen worden door de politie vanwege de doos en dat ik hem
moet helpen. In de stad aangekomen stranden we op een controle van de militaire
politie. Een stuk of 10 mannen, het geweer in de arm, hangen tegen een pick up
aan waar een aantal mannen en vrouwen die kennelijk zijn opgepakt, gelaten in
de achterbak zitten. We stappen uit, ik moet mijn paspoort laten zien en het
gedraai rond “de doos” begint opnieuw. Na 20 minuten gesteggel mogen we door
tot we 500 meter verder opnieuw worden aangehouden door een vergelijkbare
groep. Ze willen geld en ik laat hun in mijn lege portemonnee kijken waarop ze
de autopapieren van de chauffeur in beslag nemen.
Om 4 uur rijden we de oprijlaan op van het huis van mijn
logeeradres bij mijn vrienden in Bamako. De nachtwakers tillen de bagage naar
binnen en mijn chauffeur zegt dat hij terug moet naar de laatste groep politie.
Als hij mijn nieuwe telefoonkaart van 5000 cfa die ze in mijn portemonnee
gezien hebben aan ze geeft krijgt hij zijn papieren terug. Ik geef hem de kaart
en sluip het huis in. De logeerkamer is koel door de werkende airco, mijn bed
staat klaar. De volgende dag wordt ik om
12 uur ’s middags gewekt uit een diepe, droomloze slaap door mijn rinkelende
telefoon. Ik denk dat het Baba is en neem zonder te kijken op.
Het is de douanebeambte die mijn visitekaartje heeft
aangenomen en vraagt wanneer we elkaar ergens kunnen ontmoeten!
.