Binnen de muren van ons grote terrein zijn 50 Peulfamilies neergestreken met hun hele hebben en houden. De bekende ronde hutten met een geraamte van buigzaam hout, soms op een vlonder, overtrokken met gebladerte en tegenwoordig ook met muskietennetten en grote zeilen die ze krijgen via de aanwezige noodhulp voor vluchtelingen van de VN. Om elke hut heen ontstaan al gauw kralen omheind door takken met scherpe dorens om hun kalfjes, geiten en ezels in onder te brengen en kookplaatsen met rekken voor hun kookgerei. Ook buiten, tegen de muur, bouwen ze afdakjes en omheiningen want hun koeien mogen ze niet mee naar binnen nemen. Ondertussen werken onze medewerkers hard om wc-blokken aan te leggen en wasplaatsen (iets wat ze niet kennen overigens) om uitbraak van ziektes te voorkomen.
In de afgelopen elf jaar heb ik de Peulen enigszins leren kennen. Het zijn halfnomaden en gedurende een half jaar per jaar nestelden veel families zich met hun enorme kudden koeien onder andere op de landbouwgrond om ons heen die dan braak ligt. Hun koeien graasden de geoogste akkers kaal, werden verkocht en als de regentijd en de zaaitijd aanbrak trokken ze weer terug naar hun dorpen op de uitgestrekte vlaktes in het Noorden van Mali, om na de oogst weer terug te komen.
Ze zijn anders dan de andere Malinezen. Ze hebben een eigen taal. Ze vermengen zich niet. Je herkent ze direct aan hun punthoeden en lange gewaden in helder blauw of groen. De mannen staan vaak op één been met een lange stok met knop in de hand tussen het vee. De vrouwen lopen in rijen met een kind op de rug over het veld met hun witte kalebassen gevuld met yoghurt die ze verkopen. Ze zijn overal geliefd als kapster vanwege hun ingenieuze vlechttechnieken strak op het hoofd. Ze leven veel ’s nachts, vooral als de maan licht geeft. De kinderen spelen dan eindeloos hun luidruchtige spelletjes, er wordt getrommeld op kalebassen en op fluiten gespeeld. Jarenlang sliep ik in op het gerikketik van hun trommelende vingers. Hun eten koken ze op vuurtjes van koeienstront waardoor ik soms wakker werd door de verstikkende lucht. De mannen leven met hun dieren, de moeders leven met hun zuigelingen die ze proberen in leven te houden, de oudere kinderen worden afgestoten, voeden elkaar op en werken mee. Met sommige families raakten we op vertrouwelijke voet. Hun kinderen bezochten onze school. Ik kon ze zelfs overhalen om de kinderen ’s nachts te laten slapen om te voorkomen dat ze op school sliepen. Ik herinner me een meisje, Aisha. Een stralende leerling. Zij vertelde dat Here Bugu licht bracht in de duisternis (l’obscurité) van hun bestaan. Dit meisje is vorige maand overleden na de geboorte van haar eerste kind. Wij wisten van niets. Ze is doodgebloed in één van de hutten. Ze was veertien. Dat hoort ook bij de Peulen. Ziek zijn bestaat niet, dood gaan gebeurt. Ze hebben een 'harde ziel' volgens Baba.
Alles is anders geworden. Er is een etnische, lang smeulende strijd losgebarsten tussen landbouwers en veetelers, onder andere door de klimaatveranderingen, door gebrek aan weidegrond en water. Maar ook tussen Peulen onderling die gedeeltelijk hun eigen kalifaat willen en Peulen die dat niet willen. Tussen criminelen die hun smokkelroutes van drugs, wapens en mensenhandel willen veiligstellen, tussen corrupte overheidsdiensten die hun slaatje daaruit willen slaan. Er zijn buitenlandse legers en het zwakke leger van de Malinezen zelf. En er zijn verschillende milities. Eigenlijk is het een grote, oncontroleerbare gevaarlijke kluwe geworden die via de ‘social media’ nog eens flink wordt opgestookt. En er zijn grote stromen vluchtelingen, vooral Peulen, naast de vluchtelingen van Touareg en andere bevolkingsgroepen uit het Noorden, die nergens meer heen kunnen. In onze contreien ontstaan vluchtelingenkampen waar de angstige mensen bijeen gedreven worden.
En zo hebben wij nu ook onze Peulen die ons al kenden en die gevraagd hebben of ze bij ons mogen wonen. En wij hebben ‘ja’ gezegd maar wel op een aantal voorwaarden. Namelijk dat ze zich gaan houden aan de basisregels van samenwerking en gedrag van Here Bugu. Maar Peulen komen ‘van ver’ en er is een lange weg te gaan. Toch geloven we dat het mogelijk is en we hiermee de goede weg inslaan voor een toekomstige Malinese maatschappij. Maar ondertussen strijken er natuurlijk ook nieuwe Peulen neer, maar dan aan de buitenkant van onze muren.
Mijn rol op Here Bugu is veranderd van leidinggevend naar ondersteunend. Bovendien is Here Bugu nu de enige plek geworden in deze streek waar ik relatief veilig kan verblijven. Buiten Here Bugu kom ik zelden meer en zeker niet zonder begeleiding. Ik wandel elke dag over het terrein en nu dus ook tussen de hutten van de Peulen. We begroeten elkaar en mijn aanwezigheid kan ook wat druk zetten achter de handhaving van de regels. Baba maakt daar ook gebruik van zo nu en dan. Maar hij waakt er ook streng voor dat ik niet te veel direct betrokken raak bij de mensen in de huidige situatie. Dit in verband met mijn veiligheid, maar ook in verband met mijn gemoedstoestand, zoals uit het volgende verhaal zal blijken. Maar, hij heeft het druk en hij is er niet altijd en er gebeuren soms dingen die om direct ingrijpen vragen. Voor de helderheid, dat vind ík met mijn westerse doeltreffendheid. ‘Direct ingrijpen’ is echter bepaald niet Malinees!
Toen ik dus gister over Here Bugu liep, wenkte een peulman me. Hij gebaarde me dringend dat ik naar buiten moest gaan maar ging zelf niet mee. Zonder na te denken stapte ik door een opening in de muur naar buiten en vond daar op een matje naast een afdakje, de jongen. Een eindje verder zat een jonge vrouw met een naakte, pasgeboren baby aan de borst, ook in het zand. Het rechter bovenbeen van de jongen was aan de binnenkant en de buitenkant zwaar ontstoken. Pus stroomde er uit, grote stukken huid en vlees waren weg. Hij was vel over been. Zoiets had ik nog nooit gezien. Ik gebaarde dat ik terug zou komen. Ik belde met een Malinese vrouw van een grote hulporganisatie die ik onlangs had ontmoet en die Here Bugu kort daarvoor had bezocht. Ze kwam, ongelooflijk maar waar, een uur later met een vrouwelijke arts in een 4 wheeldrive met chauffeur en ik bracht ze naar de jongen. Het was vlak voordat de schemering inviel. Na wat getelefoneer namen ze de jongen mee samen met een vrouw die zijn moeder zou zijn en beloofden hem terug te brengen. De Peulmannen die zwijgend stonden toe te kijken accepteerden het omdat ik erbij was. Ze vertrouwen geen ziekenhuizen, daar kom je niet levend uit. Niemand van de hulpverleners sprak Peul en Baba was er niet. Mijn God, dacht ik nog, wat als het misgaat met hem in het ziekenhuis. ’s Avonds, in het donker, hebben ze hem echter nog teruggebracht, hetgeen best opmerkelijk dapper is in de huidige omstandigheden. De volgende ochtend werd ik gebeld dat de toestand van de jongen heel zorgwekkend was bevonden in het ziekenhuis. Zijn been bleek al vele maanden geleden gebroken te zijn boven de knie, hij was totaal ondervoed en at al lang niet meer, ze deden nog onderzoek naar zijn bloed. Ze zouden hem elke dag komen halen voor onderzoek, medicijnen en nieuw verband.
Op dat moment kwam mijn plan voor het pannetje soep, gewoon, zoals ik dat voor mijn kinderen als ze ziek waren ook gedaan zou hebben. Hapje voor hapje de maag weer op gang brengen. De alarmbellen rinkelden nog niet en Baba en ik hadden het beide druk, tijd om tussendoor met hem te overleggen was er niet.
En zo arriveerde ik weer buiten de muur, dit keer als Florence Nightingale met mijn pannetje. Ik zag de jongen liggen maar moest me eerst een weg banen tussen de rotzooi. Ik zag de huilende naakte pasgeboren baby weer, die nu door elkaar gerammeld werd door een ouder zusje van een jaar of twee alsof het een levenloze pop betrof. De moeder zag ik niet. Nieuwsgierige mannen en vrouwen volgden me meteen maar bleven op gepaste afstand vanwege de hond die aan mijn been gekleefd bleef. Ik hurkte neer naast de jongen, gaf hem een lepel en hielp hem met kleine hapjes. Zijn ogen waren voortdurend strak op me gericht. Peilloze diepte. Geen contact. Geen verdriet, geen boosheid, geen angst, geen pijn te herkennen op zijn gezicht, alleen maar die ogen. Om ons heen een kring van kleine kinderen in lompen, ook ondervoed, ook die ogen. Eén van de peuters gooide ineens een flinke steen naar de hond, zoals ze gewend zijn. De hond reageerde er niet op, hij bleef naast me liggen en keek naar de jongen op het matje. Maar één van de mannen pakte toen een stok en begon de peuter die gegooid had daarmee te slaan. Gekrijs, tumult en ik stond op en legde m’n hand op de arm van de Peul, die ik al wat langer ken. Hij keek me vertwijfelt aan en toonde me de steen. En meteen wist ik het. Ze waren gewaarschuwd dat er op Here bugu niet met stenen naar onze honden gegooid mag worden omdat ze onze beschermers zijn en niet vals mogen worden. Hij toonde mij dat hij de Here Bugu regels handhaafde. We waren nog niet toegekomen aan de regel dat kinderen op Here Bugu niet afgeranseld worden. Er kwamen steeds meer mensen om ons heen staan. de moeder van de baby bedelde om een handdoek om haar naakte kind in te wikkelen, anderen raakten me aan of trokken aan mijn kleren om mijn aandacht te trekken. De hond bleef stoïcijns naast me. Ik plukte een lap van een hutje en legde die over de jongen heen die geplaagd werd door hordes vliegen. Ik liet het pannetje bij hem en baande me een weg terug met de hond op mijn hielen.
Baba stond me op te wachten bij mijn huis. Hij was natuurlijk inmiddels op de hoogte gesteld want iedereen wist er van. We keken elkaar aan. "Sorry", zei ik meteen," ik ben er weer eens ingestonken. Ondanks alle lessen en alle ervaringen van 11 jaar Here Bugu".
Baba glimlachte. "Misschien gaat hij het redden door jou" zei hij. "Wie weet hoe belangrijk dat is en wat dat betekenen zal. En denk vooral niet dat ik niet alles zie. Alle ellende, al het vreselijke leed, ik leef ermee, dag en nacht, mijn hele leven. Maar ik ben ermee opgegroeid en weet hoe ik mezelf moet beschermen. Wat we samen doen op Here Bugu is stap voor stap een nieuwe realiteit creëren. Dat is wat we doen. En we geven ook noodhulp aan onze medewerkers en familie. Daar ligt onze grens. De rest moet je liefdevol verdragen, hoe moeilijk dat ook is".
Het is mensenwerk wat we hier doen. Het is maatwerk, meesterschap, vakwerk.
Dat mag ik nooit vergeten anders breng ik mezelf en de ander in gevaar. Daarvoor ben ik niet hier.
Sommige lessen kan ik niet vaak genoeg leren.
p.s.
Mijn vader zaliger zei altijd: Wie A zegt moet ook B zeggen. Aminata maakt dus wéér soep en één van onze kinderen brengt hem naar de jongen, en ook een deken en een handdoek en wat kleertjes voor de naakte baby.
♦️♦️♦️