Baba in Nederland
|
op de fiets in Delft |
met bestuursleden Saskia Kriekhaus en Ingrid Janszen
|
met bestuurslid Saskia 't Hart op de molen in Delft |
|
met Return to Sender in het Groot Handelsgebouw Rotterdam |
|
deel van het bestuur, Mel Adrian, Saskia 't Hart, Ingrid Janszen, Saskia Kriekhaus, (Ira van Eelen en Annemieke de Kler ontbreken) met Baba en Yvonne |
|
Here Bugu oefeningen op de boot in Amsterdam |
Aankomst in Mali
Als ik op donderdag na acht lange maanden weer door de hoofdingang Here Bugu oprij is het eerste wat opdringerig in het oog springt dat alles tot op ooghoogte wit is gekalkt. De stammen van de bomen, de prachtige handgesneden Dogonladders en beelden, de autobanden ter bescherming van de speelplaatsen. Ik ken het van vorige keren maar nu is het wel zeer uitbundig aangepakt, niets is gespaard.
Terwijl Baba en ik de laatste tien dagen voor mijn komst druk bezig waren in Nederland, had zijn jongste broer Hamza de leiding. Deze heeft zo zijn eigen ideeën over wat mooi is en zag zijn kans schoon. Samen met een aantal ‘ingewijden’ bereidde hij mijn komst voor. Hij had strenge instructies gekregen van Baba dat er in verband met mijn veiligheid geen ruchtbaarheid zou worden gegeven aan mijn terugkeer, geen vlaggen, zangkoren en klappende mensen langs de zandweg. Sowieso een opluchting voor mij. Maar over witkalken had Baba niets gezegd. Wel had ik via Baba laten vragen om te zorgen voor een zo schoon mogelijke kamer.
Na een lange, warme en vermoeiende reis, 9 uur zonder onderbreking, stukken weg met grote gaten, door verlaten dorpen en andere dorpen waar alle mannen zwaargewapend rondliepen en de spanning te snijden was terwijl de strijdende partijen inclusief het leger gewoon zichtbaar rondliepen, kwamen we net voor sluitingstijd om zes uur over de grenspost van Mopti en Sevare. En zo reden we stijf en vermoeid bij het invallen van de duisternis en 39 graden Here Bugu binnen. Ze hadden hard gewerkt, alles aangeharkt, het stof op de tafels van links naar rechts geslagen, er stonden bloemen op tafel en een fles water en de vreugde over mijn komst straalde van de gezichten af. Maar mijn bed was vuil en vochtig (nog van de regentijd), de lakens in de kasten waren beschimmeld en vol stof, het douchhok wemelde van de kakkerlakken.
De eerste drie dagen zijn het moeilijkst. Ik weet het. Doorademen, niet huilen, niet rondlopen en te veel zien wat ik niet snap en slapen. Alle lakens, slopen, handdoeken en kleren uit de kast werden naar de rivier gebracht en door de vrouwen daar gewassen en op de oever gedroogd (dat ruik je ook), Sedou haalde tomaten, uien en een grote vis op de markt, de generator deed het zodat ik ’s nachts onder mijn klamboe goed kon slapen met m’n kleine airco boven mijn hoofd en overdag met een opgewekte glimlach de gasten kon begroeten die zingend en buigend hun opwachting kwamen maken inclusief de enorme groep Peulen (herders van het Fulanivolk) die hun toevlucht hebben gezocht binnen onze muren.
Maandagochtend
Als de bus en de twee landcruisers zijn gearriveerd staan er zo’n 45 man/vrouw in de kring op me te wachten klaar voor de ochtendoefeningen in communicatie en concentratie. Op de vriendenbijeenkomst op de boot in Amsterdam heb ik een tipje van de sluier opgelicht over deze oefeningen. Dit keer beginnen we met het doorgeven van ballen. Het gaat, zonder dat het uitgesproken wordt over samenwerken, vertrouwen geven en verantwoordelijkheid nemen. Ik geniet van de energie die de dynamische oefeningen geven, het uitbundige lachen afgewisseld met de stille concentratie. Als iedereen daarna aan het werk gaat hoor ik over het hele terrein het geroezemoes van de napret. Vier dagen van de week wordt de dag hiermee begonnen.
De groep is inmiddels zo groot dat ik vaak moet splitsen in dubbele kring of verschillende kringen, het plezier is enorm en ze beginnen zelf het effect vn de oefeningen te merken.
De rest van de week gebruik ik om een indruk te krijgen van de enorme hoeveelheid werk die in de afgelopen acht maanden is verzet. Ik hoor alle verhalen over wat gelukt is en wat niet, over de onuitputtelijke moeilijkheden en uitdagingen waar de omstandigheden hier steeds weer voor zorgen. Ik ontmoet de Peulen bij hun schamele tenten en de hordes kinderen. Ik zie de drie nieuwe honden, de drie wilde katten die inmiddels twaalf zijn geworden (wat nu?), de koeien en schapen, de kippen en parelhoenders, de kinderen van het schooltje. Here Bugu is groot nu, vier hectare en er gebeurt zo veel dat ik dagen nodig heb om alles te zien. Hieronder een verslag in foto’s.
|
Ontmoeting met een aantal van de opgejaagde peulvrouwen in de Salle de Jip. |
|
zaaibedden |
|
Sedou met de nieuwe honden |
|
Tussen de hutten door wordt non stop aan de laatste 400 meter muur gewerkt (van de 800 meter totaal). |
|
De auto's hebben het zwaar te verduren,
hier de verwisseling van de versnellingsbak van
de Kanarie op z'n malinees. |
De meiden van de oorbellenMali heeft een overschot aan jongemannen en jonge vrouwen die de kans hebben gehad naar school te gaan. Zes jaar lagere school, drie jaar een soort tussenschool en drie jaar ‘lyceum’. Hun familie heeft krom gelegen om dat te bekostigen en al die tijd hebben ze gedacht dat deze investering hun van een goede toekomst zou verzekeren. Namelijk een gezinslid met een administratieve baan bij een Ngo, een bank, de gemeente of het rijk met een vast salaris. Het niveau van de scholen is echter extreem slecht en het kweekt een generatie die hopeloos verloren is omdat ze denken de armoede te zijn ontgroeid terwijl er geen werk voor ze is, geen uitzicht daarop, hun kansen op de huwelijksmarkt laag liggen, ze niet meer in de traditionele setting van de ‘grandfamille‘ passen en er geen alternatief voor ze is. Ze zijn op een wanhopige manier trots op de lege huls die ze zijn geworden. Er zit dus wel een probleem aan de leus “alle kinderen naar school”. Alle kinderen naar een slechte school kweekt verloren generaties.
In Nederland heb ik me voorbereid om met negen van deze meiden (geselecteerd door een lokale ontwikkelingswerker) een traject aan te gaan voor de tijd dat ik hier ben. Ik leer ze om met kralen mooie, vakkundig gemaakte oorbellen te maken in verschillende rijgtechnieken die verkocht kunnen worden aan expats en rijkere Malinezen in de hoofdstad. De opleiding duurt twee tot drie maanden, vier dagen per week. De techniek is een deel van de opleiding maar minstens even belangrijk in het lespakket zijn opvoeding, hygiëne, communicatie, samenwerken, boekhouding, p.r., verpakking e.d.,
Mijn eerste week zit er op. Ruwe, sterke, grove, schreeuwende bolsters zijn het. Ze spugen op de grond, zakjes met eten in de ene hand, telefoons (ze hebben allemaal smartphones) in de andere hand, gunnen elkaar het licht in de ogen niet, drukken zakjes met kralen achterover, schreeuwen in verschillende dialecten tegen elkaar. Maar ze hebben één belangrijk ding gemeenschappelijk:
ze willen wanhopig graag werkelijk iets leren en iets kunnen.En daar zit mijn aanknopingspunt. Ik kan ze dat leren maar ik bepaal de regels. Niet schreeuwen, niet eten tijdens het werk, geen telefoons, niet spugen, geen rotzooi op de grond gooien en aan het eind opruimen. Dat was even wennen. Maar ze werken om de techniek onder de knie te krijgen en zijn oprecht trots op hun prestaties die er mede door de prachtige kralen schitterend uitzien.
|
Prachtige foto van de twee oudste meestermetselaars, verantwoordelijk voor alle grote bouwactiviteiten op Here Bugu. Nianfo links en Sidi. Sidi overleed twee maanden geleden in zijn slaap. Hij heeft veel voor ons gedaan. |