zondag 29 september 2019

Vooruitgang en /of ontwikkeling

Zaterdag 26 oktober gaan wij in gesprek met Baba over de keuzes die wij met ons project Here Bugu gemaakt hebben in de afgelopen 12 jaar, over de uitdagingen waarvoor wij ons geplaatst zien en wat wij met elkaar daarin voor Baba en het project kunnen betekenen.

Wij nodigen u van harte uit voor deze ontmoeting. Komt u ook? Wij zien er naar uit!
Wanneer: zaterdag 26 oktober van 14.00- 16.00 uur
Waar: op de woonboot van ons bestuurslid Ira van Eelen, Borneokade 92, 1019AW Amsterdam


Op de boot is ruimte voor ca. 70 mensen. We horen graag of u komt via het email-adres: malikolder@gmail.com

De volgende blog is tevens te zien als opmaat voor het gesprek

Alice in Wonderland

Als ‘leek’ op het gebied van ontwikkelingssamenwerking en zonder kennis van Afrika of Mali, ben ik twaalf jaar geleden ingegaan op de vraag van een Malinees om in Mali, op het platteland, een alternatief model te ontwikkelen voor verbetering van de situatie van de armen. Here Bugu, plaats van vrede, werd de naam van het project en ons streven was: Samenwerking in Ontwikkeling, met de nadruk op ontwikkeling, ontwikkeling door samenwerking, wederkerig dus.
Was ik naïef? Jazeker. En toen ik geconfronteerd werd met de realiteit van de ‘werkvloer’ werd ik ook nog eens eigenwijs en betweterig. En boos. Mijn kritiek is bij iedereen wel bekend. Hoe was het mogelijk dat er in de afgelopen decennia zoveel geld was gespendeerd, vroeg ik me af, zonder ogenschijnlijk resultaat voor de doelgroep?

Naïviteit heeft een voordeel, namelijk de onbevangen blik. En verder was ik uitgerust met een behoorlijke dosis mensenkennis, zelfkennis, humor, uithoudingsvermogen en alle vaardigheden die ik mij in mijn veelzijdige beroepsleven had eigengemaakt. Een ‘leek’ dus maar wel een met bagage. Ik kon het met mijn temperament dan ook niet voorkomen dat er confrontaties met mensen van de reguliere ontwikkelingssamenwerking plaatsvonden. Die waren toen op het platteland nog volop aanwezig in de vorm van internationale en lokale Ngo’s. Ik zag te veel en ik vond er teveel van.

Het was altijd weer Baba die mij dringend adviseerde om ‘de andere kant’ uit te kijken. Om geen energie te verliezen, niet zuur te worden maar in tegendeel al mijn positieve energie in ons project te stoppen. Daar heb ik veel van geleerd en het heeft me als mens veranderd. Een mooi voorbeeld van ‘Samenwerking in Ontwikkeling’.

Ontwikkelingssamenwerking

Ondertussen bleef en blijft de vraag naar de problematiek van ontwikkelingssamenwerking mij bezig houden. Er is tenslotte heel veel geld, goede bedoelingen en menselijke inzet mee gemoeid. En actueler dan ooit, zeker in samenhang met de vluchtelingenproblematiek.

Wanneer je niet bekend bent met de geschiedenis van de ontwikkelingssamenwerking, zoals ik, dan word je allereerst verrast door de term Ngo die je in het kader van ontwikkelingssamenwerking steeds tegen komt. Ngo betekent:

Niet gouvermentele organisatie.
Wikipedia: ”een niet-gouvermentele organisatie is een organisatie die onafhankelijk is van de overheid en zich op een of andere manier richt op een maatschappelijk belang.”

Bij dat woord ‘onafhankelijk’ zit wel een addertje onder het gras. De ontwikkelingshulp van Nederland komt op drie manieren op zijn plaats terecht:
  • direct, van regering naar regering; 
  • via internationale organisaties (Wereldbank, VN):
  • via Ngo’s; deze hebben lokale partnerorganisaties in de betreffende landen: een soort door de lokale bevolking gerunde dependances.
Ngo’s ontvangen een groot gedeelte van hun financiën uit de Nederlandse ontwikkelingspot, van de regering dus. Daar zitten voorwaarden aan vast en bovendien werken ze samen met lokale regeringen. In Mali worden bijvoorbeeld lokale ngo’s opgezet om bepaalde subsidies binnen te halen, maar de lokale regering heeft daar veelal ook zijn aandeel in of eist daarin een bonus.

Hulp of samenwerking


Wikipedia:
De termen ontwikkelingshulp en ontwikkelingssamenwerking worden in praktijk door elkaar gebruikt. Van oudsher spreekt men van ontwikkelingshulp, maar in de jaren zeventig van de vorige eeuw werd de term ontwikkelingssamenwerking geïntroduceerd. Daarmee drukken donoren uit dat zij ontvangende landen en organisaties als gelijkwaardige partners beschouwen”.

De ontwikkelingshulp bestond al ten tijde van de koloniën maar nog lang na de onafhankelijkheid van de betreffende landen bleef het koloniale, patriarchale karakter in de hulpverlening nagalmen. Achter de verandering van het woord ‘hulp’ naar het woord ‘samenwerking’ zat een goede intentie maar het kwaad was al geschied. Zo zie ik in Mali dat de lokale partners het koloniale gedrag van hun Westerse voorgangers hebben overgenomen en dat koesteren. Zijzelf zijn immers voortgekomen uit de groep van behoeftigen en richten zich nu liever op het geld uit het Westen dan op de lokale hulpverlening.

De laatste jaren wordt kritischer gekeken vanuit de internationale Ngo’s naar het resultaat van hun lokale partners. Omdat die nogal eens tegenvielen, zijn er veel subsidies geschrapt. Dat hebben wij op Here Bugu de laatste jaren veel om ons heen zien gebeuren. Regelmatig kregen we afvaardigingen van lokale partnerorganisaties op bezoek. Wanhopig vanwege hun gereduceerde budget kwamen ze bij ons polshoogte nemen. Met spiksplinternieuwe auto’s met chauffeur reden ze het terrein op, op zoek naar de directeur van dit wonderlijke project zonder kantoor met de gebruikelijke airco installatie.

Soms ontstonden er interessante gesprekken. Zo wilden ze meestal weten hoe de relatie lag tussen Baba en zijn organisatie. Grote klacht was bijna altijd dat de door het Westen voorgeschreven programma’s, die gekoppeld zaten aan hun budget, niet uitvoerbaar waren. Ze pasten niet binnen de lokale cultuur zeiden ze, en de communicatie daarover was moeilijk omdat de standpunten vanuit de cultuur van de donorateurs en die van de ontvangers niet op elkaar aansloten. Dat ze zich in duizend bochten moesten wringen, vertelden ze, om er toch een rapport over te schrijven dat de donor-organisatie bevredigde en overtuigde van de noodzaak van nieuwe subsidies. Door de steeds grotere controle op de besteding van het budget raakten ze hun gevoel kwijt, zo zeiden ze, voor wat de donor- organisatie van hun wilde horen om opnieuw te investeren. Ook werd duidelijk dat voorwaarden om het werk uit te kunnen voeren, zoals gebouwen, auto’s, en vele andere overheadkosten voor hen absolute prioriteit had boven het uitvoerende werk. Dit verantwoordden ze omdat in hun ogen ‘status’ in hun maatschappij voorwaarde is voor hulpverlening (een goed voorbeeld van een koloniale erfenis). Anderzijds hoorden we vaak van de uitvoerende werknemers van de lokale organisaties, bijvoorbeeld de mensen die de vaccinatieprogramma’s moesten uitvoeren of die in de dorpen voorlichting moesten geven over gezinsplanning, dat hun salarissen niet betaald werden maar in de zakken verdwenen van hun leidinggevenden. Dat ze bedreigd werden met ontslag als ze daarover protesteerden en dat al het werk alleen maar om het geld leek te draaien.

Status

Ik had een Franse vriendin met een hotel in de nabije omgeving van Here Bugu. Zij kon het na 2012, het begin van de onrust in Mali, nog heel lang volhouden zonder toeristen. Dit omdat haar gasten voornamelijk hooggeplaatsten uit de regering waren of medewerkers van lokale partnerorganisaties (Ngo’s) die vanuit de hoofdstad bij haar kwamen logeren en vergaderen met de directies van plaatselijke organisaties uit Mopti en omstreken. Jarenlang ging ik regelmatig even bij haar zwemmen en bijkletsen en kon ik met haar gasten kennismaken en/of ze observeren. Het zou niet netjes zijn om uit de school te klappen over de intieme details maar het verschafte me wel een unieke inkijk in die wereld. En wat me opviel in al die jaren was het enorme decorum die de mensen van deze beroepsgroep ontleenden aan hun positie als medewerker van een Ngo.

De mannen steevast in donkerblauw kostuum met overhemd en das. Vrouwen in enorme jurken met strikken op hun hoofd en behangen met (klater)goud en gucci-tassen. Dit waren de mannen en vrouwen die beschikten over de macht om geld voor projecten aan te vragen. Het ontwikkelingsgeld vervolgens te verdelen en aannemers in te huren om de beoogde projecten tegen woekerprijzen, anders dan in de begrotingen berekend was, te realiseren. Om dubbele hotelrekeningen aan te maken voor hun declaraties, hun dagelijkse séjour, kosten voor eten en verblijf, te innen maar niet aanwezig te zijn op de vergaderingen. Maar het allergekste van alles was dat ze zelf dit gedrag als vanzelfsprekend onderdeel van hun positie ervaarden. Waar ik mezelf plaatsvervangend voor hen schaamde, hadden zij daar geen enkele last van. Integendeel zij vonden dit gedrag normaal en nog sterker, zij gedroegen zich zoals de witten hun dat eeuwenlang hadden voorgedaan, dachten ze.

Op een dag raakte ik in gesprek met een aardige vrouwelijke minister uit de regering. En, heel bijzonder, ze ging met me mee kijken op Here Bugu. Ze keek haar ogen uit maar toen ik haar terugbracht zei ze oprecht : “Madame, ik begrijp u niet. Waarom doet u dit?” Op mijn vragende blik zei ze vervolgens: “Geen Malinese vrouw kan u begrijpen. Wij willen ons ontwikkelen, we willen vooruit zodat we een beter leven hebben. Ik vind het niet geloofwaardig dat u een heleboel stappen achteruit zet!”

Economische vooruitgang of ontwikkeling

Ik heb de indruk dat met deze opmerking de vinger op de zere plek van de problematiek van de ontwikkelingssamenwerking en op de problemen waarin Mali zich bevindt wordt gelegd. Er bestaat een substantiële verwarring over ‘economische vooruitgang’ aan de ene kant en ‘ontwikkeling’ aan de andere kant.

Vooruitgang
In de afgelopen decennia heeft in het extreem arme Mali een groeiende groep mensen financieel kunnen profiteren van het geld dat binnenstroomde. Er is een groep rijke mensen ontstaan tegenover het extreem arme, overgrote deel van de bevolking. Hiermee is eigenlijk in het klein een afspiegeling ontstaan van de situatie in de grote wereld: “De 26 rijkste mensen op aarde hebben samen meer vermogen dan de armste helft van de wereldbevolking; 3,8 miljard mensen.”, aldus onderzoek van Oxfam Novib.
Die extreem arme bevolking kijkt in aanbidding naar hun rijke landgenoten die, evenals de vertegenwoordigers van onze westerse samenleving, in dure auto’s rijden, mooie huizen hebben, geld uit de muur trekken, paspoorten hebben en kinderen op privéscholen en studerend in het buitenland. En als ze hen niet persoonlijk kennen dan zien ze deze landgenoten wel elke avond op de televisie waar het succes van de vooruitgang getoond wordt.

Want dat is vooruitgang in de ogen van de economen. Meer hebben, en nog meer en nog meer.De indicator voor deze economische groei is de procentuele toename van het bruto inkomen per hoofd van de bevolking. Met een paar extreem rijke mensen zou je dus als je naar de statistieken kijkt kunnen veronderstellen dat er minder armoede is terwijl het tegendeel het geval is.


Ontwikkeling
Ontwikkeling heeft een hele andere curve en dynamiek dan vooruitgang. Het vraagt om een andere aanpak en andere meetinstrumenten. Waar bij economische vooruitgang de kwantiteit van het ‘hebben’ wordt gemeten gaat het bij ontwikkeling om de kwaliteit van het ‘zijn’. Ontwikkeling is niet op dezelfde manier zichtbaar omdat het van binnenuit begint en meer tijd nodig heeft.

Iedereen kan bedenken dat groei niet eeuwig doorgaat. Het is actueler dan ooit. In de krant stond onlangs: “Die klimaatcrisis komt ons eigenlijk best van pas: De grenzen aan de groei worden ineens tastbaar”(Volkskrant, 14 september 2019).

In Mali kun je zien dat er ontwikkelt is op ‘economische vooruitgang' maar dat de ontwikkeling die de groei van binnenuit moet ondersteunen achtergebleven is. De Nigeriaanse filosoof Claude Ake schreef: ”het probleem is niet zozeer dat ontwikkeling heeft gefaald als wel dat ze nooit echt op de agenda heeft gestaan.” Baba zegt hierover: “ We hebben nooit de kans gehad om onszelf te ontwikkelen. Generatie na generatie waren het autoritaire regimes (koloniale heersers en communistische regiems) die ons vertelden hoe we het doen moesten. Wij volgden wat ons werd opgedragen. Zelf nadenken werd niet gewaardeerd. Eigen initiatief evenmin. We hebben geen identiteit meer. De mensen weten inmiddels niet meer wie ze zijn en wat ze willen.”

Onderwijs 

Zeventig procent van de bevolking is onder de 18 jaar. Een kans en een uitdaging.

Het onderwijs is een groot probleem in Mali. Er zijn te weinig scholen voor de enorme hoeveelheid kinderen. Daarom wordt in Nederland veel geld opgehaald voor onderwijs in landen als Mali. Maar ik zie in Mali tegelijkertijd dat slechte scholen ook een tegengestelde werking kunnen hebben. Ook hier zal het moeten gaan over kwaliteit boven kwantiteit.

Trendforcaster Lidewij Edelkoort verwoordde het in haar interview van april 2019 in het tijdschrift Elle als volgt: ”We moeten vooral het onderwijssysteem rigoureus aanpakken. Belangrijk zal zijn dat we zelfondernemerschap in de vingers krijgen en zelf dingen leren maken…

Van nature heeft elk gezond kind een hevig verlangen om te leren, om te ontwikkelen. Wanneer er geen kwalitatieve inhoud geboden wordt op een manier dat het kind leert zich de stof zelf eigen te maken, dan ontstaat een honger naar inhoud die te vergelijken is met fysieke honger naar voedsel. De Griekse wijsgeer Heraklites zei: “Onderwijs in niet het vullen van een vat maar het ontsteken van een vuur".

Het dramatische in Mali is dat in de scholen dat vuur niet ontstoken wordt. Passie vinden de kinderen aan de ene kant bij de soaps op televisie ( jaloezie, ijverzucht, romantiek, ruzies, bedrog) waar ze ’s avonds naar kijken en bij de reclames en televisieshows over de wereld van de rijken met hun pracht en praal. Passie vinden ze aan de andere kant bij het fundamentalisme, het gepassioneerde gepreek over het ware geloof. Twee kanten van het ‘koude vuur’. “Koud vuur” omdat bij beide de warmte van een liefhebbend hart ontbreekt.

Voor het werkelijk samenwerken in ontwikkeling moeten we het warme vuur aansteken. Scholen en projecten zouden de plaatsen moeten zijn waar mensen leren creatief te denken, fantasie te ontwikkelen, ondernemend te zijn, zelf dingen leren maken en warme passie te vinden. Onderwijs waar de hele mens bij betrokken is, hoofd en hart en ledematen (dingen doen!) om een gezonde leergierigheid wakker te maken. Dat is het allerbelangrijkste wat de mensen in Mali nodig hebben om aan hun toekomst te bouwen.

Here Bugu is zo’n project waar we nu ruim 10 jaar op die manier aan het bouwen zijn. We lopen daarbij zeker ook tegen veel vragen op en zoeken voortdurend naar creatieve oplossingen. Dat is iedere keer een grote uitdaging want die oplossingen kunnen alleen ontstaan in de samenwerking en door de wederzijdse inspiratie.

De dijken die gebouwd zijn voor de complexe rijstcultuur

Onkruid wieden, onkruid wieden (we gebruiken geen pesticiden)

en zo moet het worden, met vissen en eenden tussen de rijstplanten
Het land voorbereiden was een enorme klus

en dan valt de regen zo hard dat de weg naar HB er 3 dagen zo uitziet

Here Bugu is dan voor korte tijd een oase van groen
voorbereidingen voor de nieuwe collectie armbanden voor Return to Sender