vrijdag 28 januari 2011

Een schot in de nacht en worstelen in Koba

Deze blog is bedoeld om te schrijven over de avonturen die ik meemaak bij mijn werk voor de Stichting en het leven op Here Bugu. Met de anekdotes probeer ik de lezers een beeld te geven van het leven dat hier zo anders is. Het leven dat hier inspirerend, onmogelijk, hilarisch, ontroerend, en uitdagend is en dat de maat slaat voor de voortgang van ons project.
De blog is niet bedoeld als verslag van de voortgang van het werk al komt dat wel ter sprake. 1 maal per jaar verschijnt er een beknopt jaarverslag dat te vinden is op de site, www.rondombaba.nl onder menu Stichting Rondom Bab
a

Buurman Peul
Als de rijstvelden geoogst zijn komen de Peulen na een half jaar van afwezigheid weer terug. Dit jaar aan de late kant, omdat de oogst laat was na de zware regentijd. Op een nacht rollen de ezelkarren met hun schamele bezittingen over het zandpad langs mijn huis, gevolgd door enorme kuddes koeien, schapen en geiten. Het land rondom Here Bugu wordt weer in bezit genomen. Overdag worden de staketsels gebouwd van hun ronde hutjes en de vrouwen verzamelen palm en maïsbladeren om ze dicht te maken. De nachten zijn nu vervuld van het gesteun van koeien, geblaat van lammeren en geiten en overdag lopen er weer heel veel kinderen rond met dunne beentjes en grote ogen in de magere gezichtjes. 's Avonds en 's morgens wordt er gemolken, komen mensen melk kopen en lopen de vrouwen met hun zwart getatoeëerde monden met de kalebassen met melk op hun hoofd naar de markt. Na een lange, warme dag met veel onverwachte gebeurtenissen lig ik eindelijk doodmoe in bed. Midden in de nacht wordt ik opgeschrikt door het geluid van een enorme explosie onder mijn slaapkamerraam. Ik spring mijn bed uit en ren met mijn zaklamp, die meestal onder handbereik ligt, het dak op waar Tjakko met zijn haren recht overeind vanaf de rand in het donker staat te turen. Ik ruik een brandlucht en hoor geritsel in het struikgewas aan de andere kant van de muur. Sedou komt ook onder zijn muskietennet vandaan met zijn zwaard, dat altijd onder zijn kussen ligt, in de aanslag. Dan zien we in het schijnsel van de lampen buurman Peul met een groot antiek geweer. Hij ligt 's nachts op de loer voor veedieven en was er zeker van dat hij een rover over de muur had zien klimmen. Dus niet geaarzeld, zijn geweer met dynamiet geladen en een schot gelost dat klonk alsof het biogas in de tank van mijn riolering spontaan ontplofte. "Die komt niet meer terug" zei hij in het Peuls tegen Sedou waarna hij voor de zekerheid toch nog even zijn schapen ging tellen. Ik ging weer naar bed en Baba zei de volgende dag toen hij het hoorde "toch wel handig zo'n buurman in de buurt met al dat zogenaamde gevaar voor terrorisme en kidnapping, ik weet nu zeker dat jij veilig bent".

de buurman showt de volgende dag zijn geweer

Het dorp Koba
Sedou, de gardien, komt uit Koba, een geïsoleerd dorpje in het uiterste zuiden van de Dogon, op de grens met Burkina Faso, hier zo’n 250 km. vandaan. We gaan zijn dorp bezoeken met de gasten die op Here Bugu aanwezig zijn. Sinds lang heb ik de wens om in de Dogon de bekende worstelwedstrijden mee te maken. Wedstrijden die sinds mensenheugenis na de oogsttijd tussen de dorpen onderling plaatsvinden, altijd ’s nachts. Als het dorp Koba op de hoogte wordt gebracht van onze komst besluiten ze speciaal voor ons een wedkamp te organiseren. Sedou is lang niet in zijn dorp geweest en is al dagen bloednerveus, hij telt de nachten op zijn vingers. De ochtend van vertrek verschijnt hij in een driedelig, bruinwollen dubblebreasted kostuum met wit overhemd en das en daar overheen een cape uit de Dogon, op zijn hoofd een bruine gleufhoed en op zijn neus een bril, die later een leesbril blijkt te zijn. Hij ziet eruit alsof hij zo uit een bar in New Orleans komt gelopen.
Omdat hij de weg weet zit hij naast mij, voorin de auto. In zijn zak een voorraad kolanoten, (de grote rode bonen die hier door mannen worden gegeten en licht roesverwekkend zijn), waarvan hij de een na de ander opeet met als gevolg dat ik al snel geen touw meer kan vastknopen aan zijn franse vocabulaire. Na 150 km. draaien we de asfaltweg af en rijden de brousse in. Geen wegen meer maar zandsporen en zoekend, Sedou haalt inmiddels de franse woorden voor links en rechts door elkaar waardoor we soms rondjes draaien en door greppels en struiken moeten om weer op het goede spoor te komen, vervolgen we urenlang onze weg. Het is olifantengebied, de dieren waarmee Sedou is opgegroeid, maar ze zijn net weggetrokken tot opluchting van de bewoners omdat ze veel vernielen. Wij vinden het jammer.

onderweg komt Sedou al bekenden tegen

We komen Bella tegen met grote kuddes ezels, elk met een zak gierst van 100 kilo op de rug op weg naar de stad, kamelen ook beladen met zware zakken graan, prachtige Peuldorpen met hun ronde huisjes van palmblad op houten poten waaronder de dieren beschutting vinden tegen de zon en grote kuddes koeien en schapen. Kinderen met ezelkarren vol met watertankjes kilometers onderweg om water voor hun dorp te halen.


Om 4 uur arriveren we in het dorp en worden direct omstuwd door een grote meute schreeuwende mannen, vrouwen en kinderen. Veel kinderen hebben nog nooit of zelden een blanke in het echt gezien. Ze dringen en dringen om ons van dichtbij te bekijken en deinzen met grote angstogen terug als we een beweging in hun richting maken of worden hardhandig met stokken op afstand gehouden door de mannen die zich ongevraagd opwerpen als onze beschermers.


Geen water, maar wel heeel veel kinderen
Sedou neemt, bij afwezigheid van Baba, zijn rol als beschermheer van “zijn patron” serieus en houdt mijn arm goed vast terwijl we door de opdringende menigte van de ene plek naar de andere bewogen worden en de mannen onophoudelijk indringend op hem inschreeuwen. De bedoeling wordt al gauw duidelijk. Het arme dorp, verstoken van iedere vorm van hulpverlening, heeft zich buiten zichzelf van vreugde voorbereid op de komst van “een blanke engel en patron van één van zijn onderdanen”, die al hun problemen gaat oplossen. Wat ben ik toch weer eens een dom westers gansje. Ik had me voorbereid op een leuk uitstapje maar dit is werken met een hoog “Maxima op koninklijk bezoek-gehalte”. Zij hoeft echter alleen te glimlachen en laat de rest aan de stoet adviseurs over die achter haar lopen, ik moet me hier op de een of andere manier uit zien te redden.
zo worden we voortbewogen

Het probleem waarmee het dorp kampt is gebrek aan water voor mens en dier. De windmolen voor een waterpomp werkt niet meer, de generator voor een put van 80 meter diepte heeft geen kracht meer en van de 120 zonnepanelen om de pomp in een andere put aan te drijven werken er nog maar 28.
deze doet het dus ook niet meer

Na deze trieste rondgang vervolgen we onze route inclusief het hele gevolg langs het huishouden van de vader en moeder van Sedou en daarna langs de huishoudens van alle andere vrouwen van de vader van Sedou en hun respectievelijke omvangrijke groep kroost. Aan kinderen in deze armoe totaal geen gebrek. In elk huishouden dienen biljetten achtergelaten te worden die achteloos in een hand worden gedrukt. Het net verkregen salaris van Sedou slinkt snel en achter een boom telt hij steels hoeveel er nog is.
Sedou met zijn vader

Fietsen en de 24 broers van Sedou
De zon begint al te zakken en we arriveren aan de rand van het dorp waar de woestijn begint. Hier is een wielerwedstrijd voor de jeugd georganiseerd ter onzer ere. Deze kan echter pas beginnen als de gasten, via bemiddeling van Sedou, betaald hebben voor de benzine die nodig is voor de grote crossmotors die de fietsers moeten begeleiden, anders is het niet echt. Het dorp heeft voor de gelegenheid 5 nieuwe stoelen aangeschaft, van die ijzeren, bespannen met plastic waslijn, die de rest van de avond achter ons aan gedragen worden zodat we tenminste regelmatig kunnen zitten. Gelukkig maar want bij de meeste familiebezoeken in Mali zit je uren op een stoel waar nog slechts twee draden op zitten hetgeen vele malen erger is dan een dag op het strand zitten met een 3 maten te kleine string onder je spijkerbroek ........
De wielerwedstrijd gaat van start, mannen slaan hardhandig met grote takken op de menigte in om het zanderige parcours vrij te houden, de motors brullen, de fietsers hebben bij elkaar vergaarde fantastische outfits aan, iedereen schreeuwt en joelt, niemand trekt zich ook maar iets van het startschot aan maar vertrekt op zijn eigen moment, de belangrijke mannen van het dorp schreeuwen elkaar organisatorische bevelen toe, de meisjes, met ringen in hun neus, een kalebas op hun hoofd en een kind op de rug, gillen en na de tweede ronde kunnen we niets meer zien door de mist van zand die is opgetrokken en langzaam over ons neerdaalt.

fietsen voor je leven

De winnaars mogen ons een hand komen geven en dan gaan we naar het huis waar de bewoners voor de duur van ons bezoek zijn uitgegooid, de boel is aangeveegd en voorzien van schone matten. Daar zitten we in een kring met de ongeveer 24 broers van Sedou, die niet allemaal van dezelfde melk hebben gedronken (vertaal: van verschillende moeders zijn maar van dezelfde vader); de meeste hebben baarden, van die islamitische. Hoeveel dochters er zijn weet niemand.
een deel van de broers, Johanna, Jip, Mark en Edwin

Dan voegen de belangrijke mannen van het dorp zich bij de kring en terwijl één van onze groep een macaronimaaltijd voorbereid op het meegebrachte gaspitje horen we stukje bij beetje het trieste verhaal van het dorp dat later, bij navraag aan Baba, exemplarisch blijkt te zijn en één van de redenen waarom hij niet meer voor een Malinese NGO (lees: Malinese ontwikkelingshulporganisatie die werkt met geld uit het Westen) wil werken.


Toebab, help ons!
In de streek waar het dorp Koba deel van uit maakt hebben alle dorpen problemen met water. In Koba staat een onttakelde windmolen die dateert van vóór de tweede wereldoorlog en die er ooit door de Duitsers geplaatst is. Hij heeft lang gefunctioneerd om het water op te pompen maar toen hij kapot ging kon niemand hem repareren. Er is een put van 80 meter diepte waarop een zware generator staat maar die heeft al lang niet voldoende kracht meer om het water op te pompen. Tien jaar geleden hebben de dorpelingen besloten, geadviseerd door een Malinese NGO, een nieuwe put te graven en middels een lening van 9 miljoen CFA (13.740 euro) 120 zonnepanelen aan te schaffen. Even buiten het dorp staan ze opgesteld met een groot hek erom heen. 10 jaar lang was er water en heeft het dorp elke maand hutje bij mutje gelegd om de lening af te betalen, 16 miljoen (24.430 euro) hebben ze terug moeten betalen aan de NGO (die zich op deze manier verrijkt aan de armen). Dat hebben ze trouw gedaan, maar nu alles is afbetaald werken er van de 120 panelen nog maar 28, onvoldoende om het water op te pompen. Dat zonnepanelen een beperkte levensduur hebben heeft niemand ze verteld. Ze beschuldigen elkaars kinderen ervan dat ze er met stenen naar hebben gegooid, dat het de boze geesten zijn die ’s nachts de panelen onklaar maken enz. En nu voelen ze zich zwaar bedrogen en zijn ten einde raad. Ze zijn bereid te betalen voor water maar hebben geen idee wat voor een systeem het beste is en maken alleen maar ruzie met elkaar. Of ik niet een nieuwe generator voor ze kan kopen......

Allah
De mannen schreeuwen allemaal door elkaar, het is niet duidelijk wie de leiding heeft of verantwoordelijk is, bijna allemaal zijn ze analfabeet, ze weten niet tot wie ze zich kunnen richten en wie ze kunnen vertrouwen. Bidden doen ze allemaal, eindeloos want ze zijn hier nogal van de leer, wat moet je anders.
Ik trek de stoute schoenen aan en zeg dat Allah kennelijk niet besloten heeft een oplossing naar beneden te gooien en dat ik dat ook niet zomaar kan.
Gemompel in de baarden. Ik stel ze voor een watercomité te vormen van 5 mannen, en niet meer. We geven ze een vragenlijst met duidelijke vragen over de situatie van het dorp, hoeveel water er nodig is, hoeveel ze bij kunnen dragen enz. en vragen ze samen deze lijst in te vullen en naar mij op te sturen zodat ik er een rapport van kan maken dat ik met deskundigen kan bespreken. Ik beloof te antwoorden.
Dan kijk ik ze allemaal aan, die muzelmannen, en zeg dat het probleem niet alleen water is maar ook de communicatie tussen hun. Dat ze allemaal door elkaar schreeuwen, dat niet duidelijk is wie de verantwoording heeft en krijgt. Dat er teveel kinderen zijn. Dat ik geen muzelvrouw ben maar wel de Koran ken (een beetje...) en dat ik gelezen heb dat Mohammed, de Onvolprezene, heeft gezegd dat één uur nadenken beter is dan 1000 uur bidden. (heb ik gehoord....). De baarden kijken elkaar aarzelend aan, knikken dan instemmend en applaudisseren. De zitting wordt opgeheven. We eten onze macaroni en drinken onze meegebrachte biertjes terwijl de jeugd en masse over de muurtjes hangt om ons te bekijken.
“De strijd”, het volgende onderdeel van het programma kan gaan beginnen.

De voorbereiding voor de strijd
Het is inmiddels aardedonker, geen maan maar een grote flonkerende sterrenhemel. We rijden, met de stoelen bovenop, en zoveel mogelijk mensen in de Kanarie over een zandspoor naar een ander dorp. Nieuw ontvangstcommittee. Op onze stoelen zitten we in het donker twee uur op een zandplein met een kring toeschouwers er om heen. Sedou zit twee meter verderop op een boomstam met de organisatoren van het worstelcomité onafgebroken te onderhandelen. Op de oudejaarsavond op Here Bugu hebben Jip, Edwin en Mark een spelletjesavond georganiseerd waarbij voor de estafette-onderdelen alle deelnemers verdeeld werden in groep A en groep B. Dat heeft Sedou onthouden en hij wil dat nieuwerwetse systeem nu introduceren bij de leiding voordat de strijd begint. De wedstrijden vinden gebruikelijk plaats in categorieën, kinderen, jongeren, volwassenen en elke categorie produceert een winnaar. Maar groep A en groep B voegt een nieuwe dimensie toe vindt Sedou. De organisatoren stribbelen wat tegen maar gaan tenslotte overstag, Sedou leent een schrift van mij en schrijft triomfantelijk A aan de ene kant en B aan de andere op het eerste blaadje (niet iedereen kan hier schrijven). We zijn twee uur verder en kunnen bijna niet meer ademhalen van het ingeademde stof en zand. Geen nood, Sedou heeft speciaal voor de gelegenheid een doosje mentholzalf gekocht en die moeten we flink in onze neus smeren. Hij doet het zelf voor en steekt daarna in elk neusgat een rolletje witte tissue zodat hij er uitziet als een klein olifantje. In zijn oor stopt hij een microfoontje van zijn telefoon zodat hij goed bereikbaar blijft en nadat er nog even flink onderhandelt is over de prijs die we aan de organisatie moeten betalen voor de wedstrijd kunnen we eindelijk, met de stoelen bovenop, vertrekken naar het volgende dorp.

“ La Lutte”
In het donker ontwaren we honderden mensen, voornamelijk mannen, rondom de piste. Alles is hier zand dus dat komt goed uit. Het orkest trommelt op boomstammen en een enkele trommel, de strijders lopen met ontbloot bovenlijf ritmisch door het midden van de piste beschenen door een paar zaklampen. Wij worden op de stoelen gezet, zo dus........

een alfabeet krijgt het schrift met groep A en B en een pen om de score bij te houden onder toezicht oog van Sedou.
Het is prachtig en doet erg denken, zoals ik gehoopt had, aan het klassieke grieks worstelen. De worstelaars planten hun schouders tegen elkaar, slaan de armen om elkaar heen en dansen op het geroffel van de drummers door de zandpiste tot er één door de lucht vliegt en onderuit gaat. Als ze lang in eenzelfde positie blijven vastzitten komt er een buddy uit het publiek die ze zacht uit elkaar haalt, dit om te voorkomen dat iemand lijdt en er blessures ontstaan. De scheidsrechter, die er bovenop staat, gilt als de strijd is beslist: “Groupe A” of “groupe B” maar ik geloof niet dat het iets uitmaakte.



De uiteindelijke winnaar van een categorie wordt steeds aan ons voorgesteld. Er wordt urenlang in het donker prachtig geworsteld, zonder agressiviteit terwijl er hele families en delen van dorpen tegen elkaar worstelen. Iedereen zit onder een laag zand inclusief de toeschouwers.Terwijl het publiek gilt en joelt, de trommels steeds opzwepender worden, blijven de worstelaars beheerst of worden tot de orde geroepen als ze de regels overtreden. Je kunt hier, letterlijk, in het zand bijten maar je wordt niet uitgejouwd.







Even na middernacht wordt gestopt en rijden we door de nacht, over het zand, terug naar Koba waar we met zijn allen als een blok omvallen en slapen tot de volgende ochtend de nieuwsgierige dorpelingen ons weer komen wekken.
Op de hof staan een schaap en een geit aan een paaltje, cadeau van het dorp met nog twee kippen.



Het schaap en de geit worden op het dak gebonden, lekker tussen de spaken van het bagagerek met de neus naar achter tegen het stof inademen, de kippen gaan onder de bank, en zo vangen we de urenlange terugreis aan door het prachtige landschap met afwisselend zand en zilvergrijs golvende graslanden tot het oog reikt.
Als we op de asfaltweg aankomen en net binnen telefonisch bereik zijn, houdt de Kanarie ermee op. Problemen met de versnellingsbak en daar staan we dan.



Elk half uur komt er een ezelkar voorbij maar dat is het dan ook. Telefoneren met Rijk, de mecanicien in Holland, met Oumar, de mecanicien in Mopti om uiteindelijk door een ingewikkelde constructie door Baba, met de grote bus van Jip, Mark en Edwin naar huis gesleept te worden. Heerlijk onder de douche!